Jan Scholten: p-19

p-19

De geheime aflegmaatregel van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Social media deel 19.

De geheime aflegmaatregel van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Wij deden een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid om statistische gegevens te krijgen over klachten tegen curatoren. Zij heeft die gegevens niet hoewel zij wel toeziet op de rechtbanken en de kwaliteit van de rechtspraak. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid verwees ons naar de Raad voor de Rechtspraak en de Nederlandse Orde van Advocaten maar die zijn niet WOB-plichtig. Dus zijn er nauwelijks gegevens over het aantal klachten over curatoren en of die klachten gegrond waren of niet. Hoe de kwaliteit van de rechter-commissaris en de curator wordt beoordeeld is dus een raadsel.

De praktijk leert dat klagen over - en aangiften doen tegen - een curator geen zin heeft omdat deze worden afgelegd tot en met de hoogste rechterlijke instantie in beroep et cetera. Dit zou het gevolg zijn van een ambtsinstructie van het Ministerie van Justitie en Veiligheid waarin staat dat ‘als preventieve maatregel aangiften van faillissementsfraude waarbij curatoren betrokken zijn beantwoord dienen te worden met de oplegmededeling ten behoeve van de aangever’. En: ‘Bij beklag is het overeengekomen dat het Gerechtshof deze opleggingen rechtsgeldig zal bekrachtigen’. Waarvan akte!

Ministerie van Veiligheid en Justitie liet en laat de vraag ‘waarom zij geen informatie heeft’ onbeantwoord. En het feit dat wij zeker vijftien curatoren hebben aangeklaagd en dat zij niet uit eigen initiatief daarop reageren, noch hun rechter-commissaris, bevestigt het bestaan van het beleid dat voornoemd ambtsinstructie instrueert.

En de klachtenbehandeling van de klacht van 14 oktober 2016 tegen curator mr. drs. R.L.G. Kraaijvanger en curator mr. T.F. Quaars, en vervolgens tegen hun drie rechter-commissarissen, te weten mr. M.H.F. van Vugt, mr. A.K. Korteweg en mr. P.J. Neijt, heeft ertoe geleid dat de deken mr. T.J. Roest Crollius te Utrecht geen ‘eigen visie’ geeft op de klachtenbehandeling door hem, in zijn hoedanigheid van ‘toezichthouder’ (!) maar een samenvatting van de klacht en het verweer maakt, waarschijnlijk in de wetenschap dat dit afleggen door hem conform de ambtsinstructie voornoemd is. De signalen van de Raad van Discipline, die de klachten tegen de curatoren afdoet met een ‘voorzittersbeslissing’ (!) bevestigt deze lijn onweerlegbaar. Verifieerbaar onderbouwd zou de buitenstaander zeggen.

Dezelfde klacht tegen de Nederlandse orde van advocaten en het gerechtsbestuur Midden-Nederland is bij de Nationale Ombudsman niet voor onderzoek in aanmerking gekomen omdat de omvang van de klacht te veel tijd vroeg van de onderzoeker. Dat klinkt als onwettig argument om passief te kunnen blijven.

En dan de logica achter deze ‘geheime’ ambtsinstructie.

Een klacht tegen een curator houdt bij gegrond verklaring in dat de rechtbank c.q. het Ministerie van Justitie en Veiligheid verantwoordelijk en aansprakelijk is voor de gevolgschade voortvloeiend uit de klacht. Immers de rechtbank is opdracht-gever van de curator, die opdrachtnemer is. En dat wil het Ministerie van Justitie en Veiligheid natuurlijk niet noch de publiciteit daar omheen.

Met de ambtsinstructie van het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt het wettelijke klachten- en beroepsrecht gestuit en worden klachten en aangiften tegen curatoren door beëdigde functionarissen onwettig afgelegd.

Onze conclusie luidt.

Dat zowel het Ministerie als de Nederlandse Orde van Advocaten en haar leden advocaten/curatoren er gezamenlijk belang bij hebben en houden dat de originele schriftelijke ambtsinstructie voornoemd ‘niet wordt gevonden maar wel beleidsmatig blijft functioneren’. Dat daarmee geen wettelijke basis bestaat voor het huidige functioneren van de ambtsinstructie maar dat die de wettelijke bepalingen inzake klachtenbehandeling en aangiften et cetera tegen curatoren stuit hetgeen onwettig is.

Dat beëdigde functionarissen die meewerken aan het faciliteren van deze onrechtmatige beleidsmaatregel hun ambtseed bewust overtreden met als gevolg dat klager(s) geen recht gedaan wordt in het bestrijden van onrecht begaan door commerciële curatoren (en ex-collegae juristen).

Wij stellen vast dat.

Het Ministerie verantwoordelijk is voor de wettelijke taak om klachten tegen curatoren, rechter-commissarissen, gerechts-besturen en (hogere) beroepsinstanties rechtmatig in behandeling te (laten) nemen en die onafhankelijk, objectief en deskundig te beoordelen. Om het Ministerie moverende redenen, die ons niet overtuigen van een onafhankelijke, objectieve en deskundige houding - en los van de commerciële leden van de Nederlandse Orde van Advocaten - om de zeer indringende klachten niet adequaat te onderzoeken en conclusies te trekken, stelden wij het Ministerie van Justitie en Veiligheid aansprakelijk voor de geleden en nog te lijden maatschappelijke schade als gevolg van dit verwijtbare nalaten door het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

Een kopie van de brief aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de Nationale Ombudsman is bijgaand beschikbaar.
Wij hebben elk van hen aansprakelijk gesteld voor het verwijtbaar nalaten van toepassing van het klachtenrecht.

Bijlagen deel 19:

Verzonden ‘Open brief 152’ aan voormalig minister-president Mark Rutte van 29 augustus 2017.
Kenmerk: De geheime aflegmaatregel van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
‘Open brief’ aan de Nationale Ombudsman - T.a.v. de heer mr. R.F.B. van Zutphen en mevrouw dr. J. Sylvester van 28 augustus 2017.
Kenmerk: Klacht Nationale ombudsman inzake Nederlandse Orde van Advocaten en Rechtbank Utrecht / antwoorden gemist 2 / aansprakelijkstelling.
Pageviews