Jan Scholten: p-53

p-53

Het feitenrelaas ter inleiding van de Wet openbaarheid van bestuur vragen Ministerie van Justitie en Veiligheid/Openbaar Ministerie.

Social media deel 53.

Het feitenrelaas ter inleiding van de Wet openbaarheid van bestuur vragen MvJV/OM.

1
De Wetgever houdt zich niet aan de trias politica simpelweg door geen onafhankelijke toezichthouder voor de beroepsgroep advocatuur in te stellen en zij staat toe dat de toezichthouder inactief, inadequaat en niet op dossierniveau grondig onderzoek doet op handhaving Advocatenwet en NOvA-(gedrags)regels bij al haar leden advocaten. Op basis van macht schrijft en redeneert de toezichthouder klachten en aangiften weg. Zij staat toe dat op basis van een ambtsinsructie de klachten tegen curatorfraude weggeschreven worden alsof dat wettig en rechtmatig is.
2

Het Ministerie van Justitie en Veiligheid/Openbaar Ministerie gedoogt heimelijk dat commerciële anticiperende advocaten door gebrek aan actief, periodiek en adequaat toezicht op dossierniveau, heimelijke samenspanning plegen om de complete tegenspraak uit het gerechtelijk dossier te houden en daarmee de rechtbank en de rechter te manipuleren. Zij stemde in met de vervanging van de onderzoeksrechter door de ‘moderne’ procesmanager waardoor de tegenspraak niet meer wordt onderzocht door de rechter zelf met zijn gezond verstand maar dat dat onderzoek is vervangen door een ambtelijk afgevinkte checklist zonder kritische beschouwingen.

De corrupte, misdadige en criminele advocaten initiëren zo misdadige en criminele uitspraken die vooraf ‘te koop’ zijn voor de gegoede partij die dit spel kent. Partijen met kwade bedoelingen creëren, eventueel op eigen initiatief, zo de gewenste uitspraak. De ambtsinstructie die schadeclaims tegen curatorfraude bij het Openbaar Ministerie moet voorkomen is geen wet en is niet straffeloos als zodanig te handhaven door rechter-commissarissen tot en met de Nationale ombudsman en de Raad van State.

3

Wettelijk toezichthouder Nederlandse Orde van Advocaten doet geen actief, periodiek en adequaat onderzoek op dossierniveau naar overtredingen door advocaten van de Advocatenwet en de NOvA-(gedrags)regels. Haar handhaving is gebaseerd op de ‘aanname’ dat advocaten niet gecontroleerd, en hun werk niet onderzocht hoeft te worden, in het vertrouwen dat zij zich vrijwillig en gedisciplineerd aan alle spelregels houden. De toezichthouder legt ook geen publieke verantwoording af voor het uitblijven van haar wettelijke, periodieke, actieve en adequate onderzoekplicht. Daardoor kunnen rechtzoekenden zich geen oordeel vormen - en hebben geen zekerheid over - de wijze waarop een advocaat de belangen van zijn opdrachtgever behartigt.

De advocaten bejegenen elkaar altijd heus waardoor een heimelijke, nationale criminele doofpot is ontstaan die dagelijks groeit. Het procesmonopolie, de zwijgplicht en het zwijgrecht vormen, samen met het voorgaande, het verdienmodel van de advocatuur. Kwaadwillende partijen kunnen zo ook het initiatief nemen om hun recht ‘te kopen’. Het tuchtrecht is een papieren kwestie op basis van macht, van ontkennen, verzwijgen en negeren van de tegenspraak afkomstig van klager of aangever en vervolgens van het wegschrijven en wegredeneren ervan om maar ongegrondheid te kunnen inroepen. Het is overduidelijk dat deze verboden praktijken van advocaten ook ‘buiten de rechter om’ veelvuldig voorkomen en in ‘vaststellingsovereenkomsten’ onder andere zijn terug te vinden.

4
Het gevolg van de combinatie van de punten 1 tot en met 3 leidt tot misdadige en criminele gerechtelijke uitspraken geïnitieerd door corrupte, misdadige en criminele advocaten om met behulp van heimelijke samenspanning de tegen-spraak voor de procesmanager incompleet te maken en te houden. Dit is in strijd met de Advocatenwet, de NOvA-(gedrags)regels, de desbetreffende beroepseed en de maatschappelijk aanvaarde ethiek, moraal, fatsoen en integriteit. Het gebrek aan actief, periodiek en adequaat toezicht op dossierniveau voornoemd door de wettelijke toezichthouder faciliteert en camoufleert officieel dit maffia gedrag en belemmert de rechtsgang en het (tucht)recht zoals wettelijk is voorgeschreven. Gerechtelijke uitspraken zijn ‘te koop’ in Nederland voor wie dat wil.
5
De ‘64’ Waagmeesters bedrijfsadvies beoordelingen, haar dossiers en correspondentie met Minister-president M. Rutte, de Ministers van Justitie, rechtbanken, curatoren en advocaten vormen samen het bewijs dat wetgever, het Ministerie van Justitie en Veiligheid/Openbaar Ministerie, de rechtspraak, de Nederlandse Orde van Advocaten en de advocatuur zich, zowel samen als ieder afzonderlijk, onrechtmatig en onwettig gedragen maar dat de ‘handhaving’ hen heimelijk bewust niet corrigeert en/of deert. En die falende handhaving is te danken aan het falende beleid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid/Openbaar Ministerie omdat zij zich tegenover genoemde overtredingen passief opstelt.
6
De Minister van Justitie, de Ministerraad en de Minister-president zijn politiek en maatschappelijk verantwoordelijk voor deze falende handhaving, het falende handhavingsbeleid en de misdadige en criminele uitspraken die daardoor ontstaan. Zij worden door dit verzoekschrift hierop geattendeerd en aangesproken op hun verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid daarvoor.
7
Het is uitgesloten dat Ministers van Justitie, de Ministerraad en de Minister-president en medewerkers van het Ministerie van Justitie en Veiligheid/Openbaar Ministerie, de rechtspraak, de Nederlandse Orde van Advocaten en de advocatuur hier geen weet van hebben of geen kennis van dragen. Bekend is dat zij deze corrupte, misdadige en criminele feiten en omstandigheden niet en nooit hebben gemeld als misdaad bij het Openbaar Ministerie (!) hetgeen wettelijk verplicht is en een strafbaar feit vormt. Ook is bekend dat het Openbaar Ministerie geen actief, periodiek en adequaat onderzoek op dossierniveau hield en houdt om haar eigen maatschappelijke en juridische verantwoordelijkheden in dezen te handhaven en staven.

Bijlagen deel 53:

Pageviews