Jan Scholten: Kredietverlening door banken en boeterente

Kredietverlening door banken en boeterente

Kredietverlening door Nederlandse banken en boeterente.

Waagmeesters blogbericht.

Kredietverlening door Nederlandse banken en boeterente.

Geld is er al heel lang, al ver voor de tijd van de Romeinen was het er, waarschijnlijk voor het eerst in de zesde eeuw voor onze jaartelling. Geld maakt de ruilhandel gemakkelijker en is veelzijdig in zijn toepassingen. Je kunt geld gebruiken als spaarmiddel, ruilmiddel en rekeneenheid. Het kende verschillende vormen voordat we aan het geld denken zoals wij dat kennen. De munt en het papieren geld hebben verschillende historische achtergronden. Maar beide hebben gemeen dat het op ‘vertrouwen’ is gebaseerd. Dat wil zeggen dat de ontvanger verwacht dat hij het weer kan gebruiken waarvoor hij het ook gebruikt heeft, namelijk omruilen in materiële zaken met ongeveer dezelfde ruilwaarde.

Naast het contante geld is er giraal geld, het geld dat we op het bankafschrift zien staan als bezit (credit) of schuld (debet). Dat girale geld is dus administratief geld, in de boekhouding van de bank vastgelegd en verantwoord aan de persoon of instelling die het afgaf of opnam. Als het een bezit is van een persoon is het gelijktijdig een schuld van de bank aan die persoon, per saldo is het ‘nul’. Dan klopt de boekhouding!

Als iemand een lening wil afsluiten bij een bank, onderzoekt die bank de kredietwaardigheid van die persoon. Bij voldoende ‘vertrouwen’ in het terugbetalen van die lening komt die lening dan tot stand. Het begrip vertrouwen is nu twee keer gebruikt, zowel in ‘vertrouwen in de waarde’ van het geld als in ‘vertrouwen dat het geld weer terugkomt’ bij de geldgever.

Het geven door een bank van een lening is een administratieve of boekhoudkundige handeling, eigenlijk kost dat op zichzelf niets. Dat heet geldschepping of geldcreatie. Dat proces kan niet oneindig doorgaan, de nationale bank beperkt geldschepping uit voorzorg om een veilig, betrouwbaar en ‘vertrouwd’ financieel systeem te hebben en te houden. Zo moet een geldscheppende bank ervoor zorgen dat zij voldoende ‘spaargeld’ aantrekt om direct aan haar verplichtingen te kunnen voldoen tegenover spaarders die geld willen opnemen. Die voorwaarde kost de bank geld want de spaarder ontvangt daarvoor rente, de eigenlijke inkoopprijs voor een lening of krediet. Uiteraard kost de bankorganisatie zelf ook geld.

De taak van banken is in de kern het verzamelen van kleine spaarbedragen en het verstrekken van leningen of krediet op basis van die spaargelden. Die spaarfunctie is van belang maar die van kredietverlening ook. Door kredietverlening zijn investeringen mogelijk en ontstaat stimulering van economische activiteiten, economische groei genoemd. Daarmee zijn de media elke dag druk in de weer omdat de Nederlandse overheid en haar adviseurs klagen over het feit dat er te weinig economische groei is. Want uit economische groei moeten de bestaande leningen en kredieten worden afgelost en dat lukt nu onvoldoende. Dat maatschappelijk en internationaal verschijnsel van onvoldoende schulden (kunnen) aflossen heeft allerlei namen gekregen maar is gewoon een ‘schuldencrisis’.

Lenen is een voorschot nemen op de toekomst! Maar die lening of die investering stimuleert het bedrijfsleven zoals gezegd. Een lening voor het bouwen van een nieuw huis is een ideaal voorbeeld van economische groei stimuleren. De lening is nodig om de gemeentelijke vergunning te betalen, de aannemer en zijn medewerkers, de inkoop van bouwmaterialen, de installateur van verwarming, elektra en water, de woninginrichter en de schilder et cetera. Alle partijen die zo werk krijgen en materialen leveren, zetten weer andere mensen aan het werk en moeten weer hun inkopen doen. De economie draait.

Een heel ander verhaal is de aankoop van een bestaand huis. Dat stimuleert de economie niet zo veel als de nieuwbouw van een huis maar heeft wel kleinschalige economische groei tot gevolg (verbouwingen, de schilder en de verhuizer et cetera). En om dan de geldschepping in omgekeerde volgorde te laten plaatsvinden. Stel dat de enige eigenaar van de bestaande woning is overleden en nog een hypotheek op de woning had. De verkoop van deze woning heeft tot gevolg dat de resterende woning-schuld bij de bank wordt afgelost uit de verkoopopbrengst, er vindt het tegenovergestelde van geldcreatie plaats, namelijk geldvernietiging en wel door aflossing van de schuld.

‘Economie’ is geen exacte wetenschap maar een gedragswetenschap. Als mensen hun baan dreigen te verliezen, de waarde van woningen daalt tot onder de schuld van de woninghypotheken, de uitkeringen en pensioenen dalen door economische stagnatie en er bedreigingen zijn vanuit de Europese Unie (herfinanciering staatsschuld Griekenland, vluchtelingencrisis en vertrek van Groot Brittannië uit de Europese Unie) dan gaan mensen meer sparen dan investeren. Het aflossen van schulden door particulieren, bedrijven en de overheid is ook weer geldvernietiging waardoor de economie krimpt in plaats van groeit.

Geldontwaarding tot slot, ook wel inflatie genoemd. Dit betekent dat de koopkracht van het geld daalt. Je betaalt meer geld voor hetzelfde product (de waardestijging van huizen) of je krijgt minder voor hetzelfde geld (de koffieprijs verdubbelt). Inflatie heeft desastreuze gevolgen voor diegene die geld bezit, bijvoorbeeld het pensioenfonds want de pensioenen blijven gelijk maar de koopkracht ervan daalt. Inflatie is prettig voor hen die geld lenen, zoals de koper van een huis of de Nederlandse Staat. De Europese Centrale Bank streeft de laatste jaren naar iets minder dan 2% inflatie per jaar. Waarschijnlijk is dat nodig om ………… de gevolgen van de jaarlijkse geldschepping enigszins te compenseren.

Bijlagen:

Pageviews